Alle activiteiten van toneelvereniging Piccolo in Langeraar liggen op dit moment nagenoeg stil. Voorzitter Marga Schreuder: “De jeugd was aan het repeteren voor een voorstelling in april 2020, maar dat kon natuurlijk niet doorgaan. En de volwassenen kunnen niet repeteren met 1.5 meter afstand, daarvoor is onze ruimte (LSa: Oude kleuterschool in Langeraar) veel te klein. Dus… hopelijk volgend jaar weer?!”
Piccolo is ontstaan uit het schooltoneel van de lagere school: Jean Baptiste de la Salle: Ouders, die betrokken waren bij het onderwijs van hun kinderen en graag toneel wilden spelen. Klinkende namen van weleer waren: Cor Lek, Cor Otto, Lien Lek-Vale, Ans van Buuren, Joke van den Bos, Roos Verlaan en Jopie Ubink. Joke van den Bos: “We merkten, dat de fut er een beetje uitging: de keuze uit nieuwe stukken was altijd lastig, je kwam te vaak uit op een sprookje of zoiets. Bovendien werd de belangstelling en enthousiasme van het onderwijzend personeel steeds minder en zochten we naar een andere manier om verder te gaan. We plaatsen een advertentie om leden te werven en hadden direct al 30 leden. Dat was in 1983. “Op dit moment hebben we 20 volwassenen en bijna 10 jeugdspelers, die actief zijn voor de vereniging, hetzij als speler, regisseur, decorbouwer of op een andere manier’’, zo vervolgt Schreuder. ‘’We spelen nu ieder jaar 2 stukken, één door de volwassenen en één door de jeugd.”
“Toch loopt het aantal spelers langzaam terug, zegt secretaresse Annemieke Egberts-Mank, We merken dat onze spelers bij het ouder worden, meer moeite krijgen om hun rol in te studeren en op den duur liever afhaken. Het zijn de rollen voor mannen die we steeds lastiger bezet krijgen, maar dat geldt eigenlijk voor alle toneelverenigingen in de wijde omtrek. En een vervelend neveneffect daarvan is dat ons publiek veelal familieleden van de spelers zijn, die zin hebben in een leuk avondje uit. Dus als bekende spelers afhaken, loopt gelijk ons publiek ook terug!” Marga: “We hebben een leescommissie, die toneelstukken bestelt bij de toneelcentrale en een stuk kiest, die voor ons het meest geschikt lijkt. Natuurlijk ook afhankelijk van het aantal dames en heren, die mee willen doen, want niet iedereen wil iedere keer meedoen.” “Maar ook hier geldt, dat de keuze van nieuwe stukken vroeger veel groter was en sommige vallen direct af, als daar teveel grof taalgebruik in voorkomt; dat willen we sowieso niet’’, voegt Annemieke daaraan toe.
“Marga: “Wat nog een optie kan zijn, is om gastspelers van een collega toneelvereniging ’te lenen’, maar het probleem daarbij is dat die verenigingen vaak ook net vóór of tegelijkertijd met hun eigen uitvoering zitten. En bovendien zèlf te weinig mannelijke spelers hebben.’’ Zij vervolgt: ‘’Toneelspelers zijn er in alle variaties: mensen die van nature verlegen zijn, maar ook zij die graag op de voorgrond treden. Maar de meesten vinden het gewoon gezellig om bij een club te horen en te werken aan iets waar het publiek van kan genieten. Ook voor een optreden zie je grote verschillen. De één is heel zenuwachtig en anderen hebben daar minder last van. Het is bovendien zo dat, als het publiek wat goed reageert en veel lacht, dat altijd het beste naar boven brengt bij de spelers. Zelf spreek ik mijn tekst tevoren in en luister die af, tijdens het stofzuigen of in de auto… Het wordt pas lastig als zinnen moeilijk geschreven zijn, met veel moeilijke woorden, dan krijg ik ’m soms m’n mond niet uit!” Annemieke: “Tijdens de repetities rijpt een rol vaak verder: de regisseur staat meestal wel open voor eigen toevoegingen of inzichten en je krijgt tips van de andere spelers. En soms zijn er wel heel veel regisseurs tijdens een repetitie”, lacht ze.
De volgende
Marga: ‘’In de ’oude kleuterschool’ hebben wij onze repetitieruimte, net als de KBO. Wij geven de volgende beurt aan KBO Ter Aar.’’
Loek Sassen