Ik pak mijn oranje backpack en bevestig haar riem eraan vast. Ik houd ervan, een avondwandeling samen met Luna. En ik loop de straat uit, zo de weg op richting Aarlanderveen. Om op het eerst volgende kruispunt linksaf te slaan, richting de molen.
Onderweg heb ik dan al een zwanennest gezien, meerkoeten en eenden met hun jonkies. En word ik heel blij van de schreeuwende meeuwen in de lucht. Dat geluid vind ik altijd bijzonder in de polder, want dan lijkt het net of ik op het strand loop. Niet veel later zie ik dan de alleen staande, sterke boom. Naast het boerenhek. En in de lijn van die mooie boom, kan ik in de verte mijn huis zien staan.
Voor ik het weet loop ik dan alweer daar, waar ik altijd mijn ogen uitkijk. De ruime in het oog springende goed verzorgde tuin, waarin een stel jonge jongens vaak aan het voetballen zijn. Trouwens ook vaak een beetje aan het keten, ook leuk om te zien en horen. Dan zie ik het her en der stukjes schapenhek, bestaande uit tientallen dunne houten paaltjes met een dik ijzeren draad. En het molenhuis, welke vroeger vast en zeker als molen fungeerde. Nu zonder wieken, maar prachtig om in te wonen lijkt mij. Direct na de molen sla ik linksaf de dijk op. Heeft deze dijk eigenlijk een naam? Vraag ik mij dan altijd af, omdat ik het iedere keer weer vergeet te Googelen.
En als ik mij dan behoedzaam over het veerooster heb verplaatst, omdat ik altijd een beetje bang ben dat ik mijn enkels breek, heb ik toch altijd een vrij gevoel joh! Maar dan kijk ik eerst nog even schuin achter mij, omdat Luna zich nog gevangen voelt in twijfels, en een sprong over het rooster waagt.
En dan het weidse uitzicht: man, man, man, wat mooi. En dan voel ik de behoefte mijn hond los te ‘gooien’. En heel hard te roepen: ‘Ja, Luna, je bent vrij! Voor altijd vrij, wij zijn vrij!’
En mijn kleren uit te trekken. Of toch niet, nee, zo vrij dan weer niet.
Luna mag trouwens ook niet los, want daar word ik altijd aan herinnerd als ik het oranje bordje zie. Welke is vastgeschroefd op een houten paaltje in het gras. Met daarop in zwarte letters: ‘Honden aan de lijn.’
En dat doe ik dan ook, want de schapen worden angstig van Luna, en Luna van de schapen. Daar heeft niemand wat aan, dus blijft ze veilig aan mij vast zitten.
En dan zie ik zo de dijk, waaraan een riante sloot grenst, met schattige bootjes die liggen aangemeerd. De ene heel luxe, de ander vooral functioneel. En op één zo’n bootje staat ‘dol-fijn.’ En dan denk ik altijd met een glimlach op mijn gezicht: Ach, wat is het hier toch ook dol-fijn.
En toen ging ik zitten op de dijk tussen de schapen. En er kwamen steeds meer mensen. En ik dacht ietwat verbaasd: oh, wat gezellig. En toen zag ik mensen likken, aan rond gekleurde bolletjes, op een kegelvormig lichtbruin koekje. En ik keek verder naar een bruggetje. Een fatamorgana! Dacht ik toen.
Een ijscoman midden in het weiland? Het lijkt wel of ik droom!
Sindsdien ga ik geregeld een ijssie halen. Chocolade ijs vind ik zo lekker!